Pagina 9 van: Marktvisie 1/2 – 2021

MARKTVISIE 9
nodig van het totale winkelaanbod in de
stad. Op basis daarvan kan bepaald wor-
den hoe de markt het totale aanbod van
een verblijfsgebied kan verbeteren. Zo kan
bijvoorbeeld de goede prijsperceptie van
de markt worden benut, waardoor een
sterke combinatie ontstaat van ‘prijs’
(markt) en ‘waarde’ (overige winkels). Ook
kan productaanbod dat niet structureel
aanwezig is in de binnenstad op de markt
worden aangeboden. Als duidelijk is wat
het profiel van de markt moet zijn, kan be-
paald worden wat de optimale samenstel-
ling is van het aanbod van marktkramen.
De vergunningstermijnen kunnen ge-
bruikt worden als middel om deze samen-
stelling ook daadwerkelijk te realiseren.
Marktkramen die goed in de ‘portfolio’
passen en een grote toegevoegde waarde
hebben, krijgen een relatief lange vergun-
ningsduur en voor marktkramen die niet
goed passen wordt het minder aantrekke-
lijk gemaakt met kortere vergunnings-
duur.”
Is er geen sprake
van concurrentie?
“Vele winkelcentra zien de markt als con-
current, terwijl het juist een waardevolle
aanvulling en versterking van het ver-
blijfsgebied zou moeten zijn. In het verle-
den is de warenmarkt in veel
winkelgebieden verbannen naar de ran-
den van de binnenstad. Het terugbrengen
ervan naar de kern van het winkelgebied
kan in veel steden, met name kleine en
middelgrote, een grote aanjager zijn van
extra traffic op doordeweekse dagen. On-
dernemers kunnen met hun aanbod en
promoties inspelen op de warenmarkt, bij-
voorbeeld door een wekelijks wisselende
aanbieding die als ‘de marktdeal van de
week’ alleen te koop is als de markt open
is. Door slim te ondernemen kunnen alle
partijen (markt, horeca en retailers) profi-
teren van elkaars gezamenlijke aantrek-
kingskracht en extra traffic creëren in een
aantrekkelijker verblijfsgebied.”
Hoe moeten markten
dit aanpakken?
“De eerder genoemde ‘portfolio-aanpak’
van de markt is niet in beton gegoten. Het
winkelaanbod in de stad kan veranderen,
waardoor andere keuzes voor de markt
nodig zijn. Klantwensen kunnen verande-
ren en marktkramen die goed presteerden,
kunnen het minder gaan doen. Voorko-
men moet worden dat marktondernemers
door lange vergunningperioden onvol-
doende prikkels krijgen om het goed te
blijven doen en steeds te vernieuwen. Om
klanten te blijven verrassen, moet het
portfolio daarom dynamisch zijn en bijge-
stuurd kunnen worden. Flexibiliteit is
nodig en kan op verschillende manieren
bereikt worden. Door een gespreide op-
bouw van de vergunningsduur, kan elk
jaar een deel van de vergunningen aflo-
pen. Daarmee ontstaan steeds momenten
waarop gekozen kan worden voor het ver-
lengen met de bestaande marktkoopman
of op zoek te gaan naar een beter alterna-
tief. In de vergunningen kan een jaarlijks
evaluatiemoment worden opgenomen
waarin de ondernemers samen met de
‘marktmeester’ bepalen of de samenwer-
king nog steeds passend is. Deze evaluatie
zou kunnen leiden tot een beter passende
locatie voor de ondernemer, maar partijen
kunnen ook tot de conclusie komen dat
afscheid nemen de beste optie is waarna
de vergunning aan een andere onderne-
mer kan worden gegeven. Ook is het een
goed idee om een deel van de ruimte op
de markt te reserveren voor nieuwe on-
dernemers (‘starters’) die een kortere ver-
gunning krijgen en zich in die ‘pop-up’
periode kunnen bewijzen. Bij succes, in
termen van omzet en klantwaardering,
worden zij beloond met een langere ver-
gunning. Daarmee wordt de markt steeds
vernieuwd en voorzien van nieuwe impul-
sen.”
Wat is de rol van de
gemeente in dit verhaal?
“De warenmarkt is een integraal onder-
deel van de lokale retailmarkt en verdient
dus ook een plaats in de gemeentelijke
detailhandelsvisie. De ontwikkelingen in
de retailmarkt gaan snel en die detail-
handelsvisies moeten dus geactualiseerd
worden. Het eerder genoemde onderzoek
van Q&A in opdracht van de Retailagenda
bevat enkele conclusies op dit gebied die
wat ons betreft teleurstellend zijn. Volgens
het onderzoek verwacht 58 procent van de
gemeenten de detailhandelsvisie te her-
zien. Van de gemeenten die hiermee aan
de slag gaan, verwacht ruim veertig pro-
cent dit op korte termijn te doen en ruim
de helft volgend jaar of later. Volgens ons
moeten alle gemeenten hiermee aan de
slag en wel op korte termijn, gezien alle
dynamiek in de markt en de ontwrich-
tende gevolgen daarvan voor de leefbaar-
heid van binnensteden. Provincies zouden
daarbij meer sturend kunnen optreden
door geen enkel plan goed te keuren als er
geen actuele detailhandelsvisie is. Wellicht
moet zelfs de Rijksoverheid hier een rol
pakken, bijvoorbeeld via de Retailagenda,
met het oog op de grote belangen voor de
retail- en vastgoedsector en de lokale be-
volking. De markt wacht immers op nie-
mand en zeker niet op overheden die hun
beleid en visie niet op orde hebben.”
Wat kunnen de ambulant
handelaren zelf doen?
“Een goede keuze aan producten, uitste-
kende kennis over je producten, een fraaie
presentatie, een gelikte kraam of een re-
presentatieve wagen zijn van een essenti-
eel belang om de consument naar de
markt te trekken. Gemeenten en markt or-
ganisaties kunnen alvast ideeën ontwik-
kelen om de totale markt een nieuwe
uitstraling te geven. Neem bijvoorbeeld de
weekmarkt in Hoofddorp, welke iedere
vrijdag plaats vindt. Het is een van de
grootste in het land. De weekmarkt, op za-
terdag, op de Haarlemse Grote Markt mid-
den in de binnenstad, is één van de meest
originele markten met vooral veel origi-
nele kramen.” l
www.owolar.nl
??
??
l
E
Fotobijschrift
Olaf Zwijnenburg: “De Haarlemse Grote Markt
midden in de binnenstad, is één van de meest ori-
ginele markten met vooral veel originele kramen.”
08-09_retalverhaal.indd 9 20-01-21 10:01